Gedichten



De ogen van de ezel

Op je zolderkamer luisteren we naar de geluiden van je moeder
alleen in haar slaapkamer met haar poeder, haar lak, haar korte zuchtjes
die jij telt, bij acht om haar roept.


Naar de vader die ’s nachts de trap opsluipt, op en neer en op. 
De wasmachinetrommel die na elke ronde vermoeid piepend
tot stilstand komt.


De broer, zachtjes huilend in de vacht van de oranje ezel
die later zal worden achtergelaten bij een wegrestaurant.

We treuren om de ogen van de ezel, de namen die we meekrijgen
voor onderweg, de tubes met traanvocht, ogentroost noemt moeder dat.


De oudhollandse namen met kruisjes erachter op de w.c kalender,
steeds meer, aangroeiend als zilvervisjes onder het toilet.




Nog net zo roze niet vergaan

Het witte bontjasje met bijpassend mutsje
werd onlangs geofferd op Nova Zembla
en begraven in walvissenvet.

Er werd gehuild. (op het bevroren altaar dat
daarna op een druipkaars leek)

Vandaag loop ik warm en blond
door een lang vergeten donk en zoek
naar de plek waar mijn jaartelling begon.

Graaf daar het hardroze omaspiegeltje
uit Italië op terwijl het niet-geloof tussen
mijn hersencelwanden pingpongt.

Nog net zo roze…
Niet vergaan!
Nog net zo roze…
Niet vergaan!
Nog net zo roze…
Niet vergaan!

Handelingen één tot en met vier:

1. Voorzichtig oppakken en in doorzichtig
 folie wikkelen.

2. Heilige zottekinderen aanroepen
en het vuur uit hun ogen vangen.

3. Een stadsmuur bouwen
en niemand binnenlaten.

4.  Hardop de grote dikke beer bedanken
met twee vingers achter het gespaarde neusschotje
voor ik weer warm of koud word.

Blauwe ogen had ik al.





Luchtleven


Ik kan denken tot aan de lucht
dat wil zeggen tot ongeveer een meter
of duizend boven de bomen.

Ik weet niet hoe hoog vliegtuigen
kunnen komen maar laten we zeggen
tot daar en de vogels meegeteld.

Ik kan dromen tot onder de bodem van
de zee door waterkaarten heen over
snotolven die leefden in de buik
van die zanderige waterkom.

Over muien die zuigen en laten verdwijnen
de schrik de storm van een vissersboot
die stomme vrouwen en mannen ook.

Ik bedenk tuin, winddieren en op welke
akker zij passen als wij slapen onder
onze warme huid.

In dorpen waar dagen rijgen, kinderen zich
vervelen en vrouwen mannen slaan tijdens
het stugge voortplanten op deze door god
verlaten grond.

(uit Detox, 2010)



Zeevaarders

We kenden de sterke verhalen, de
uitgesleten wonderen in steen.

We streelden de rotsen en keken terug
op een verdronken leven.

Gooiden een kiezel in zee, en nog één,
noemden het een daad, wat overdreven was.

We aten zeefruit in een etablissement met
slagroom en een parasolletje. Later, in de
grootste schelp van de wereld stak je die
in mijn haar.

Terwijl wij buitengaats dreven vroeg je mij
voor het leven. Natuurlijk zei ik ja.

(uit Wildberichten, 2014)



Plaag

Ooit zat ik ingeklemd tussen huizen
waar mensen woonden.

Die altijd maar dachten dat alles goed kwam
terwijl hun perken vol kattenstront
en luizen lagen.

Sommige dingen komen nooit goed.
Hypochondrische huisdieren, manisch-
depressieve klaar-over-ouders.

De druppende aardkloof die je bestudeert
in het hoekje van de tuin.

Luizen zijn gevoelig voor trillingen
en verstoppen zich diep in je hoofdporiën.

Als je ze door de gootsteen spoelt
kruipen ze gewoon weer terug. 

(uit Wildberichten, 2014)



Vluchtinformatie

Hier volgt een bericht voor mensen
die het ook niet weten
’s avonds hun gezicht afleggen
in de spiegel boven de wc,
het doorspoelen als een goudvis:
     
Alles om ons heen is bedacht
     
Voor meer informatie
druk hier
     
Om deze pagina te verlaten
druk ESC

(uit Wildberichten, 2014)













Reacties

  1. Mooie gedichten met sterke beeldspraak!

    kamiel choi
    komrijm.creativechoice.org

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten